aanspeelbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·speel·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanspeelbaar aanspeelbaarder aanspeelbaarst
verbogen aanspeelbare aanspeelbaardere aanspeelbaarste
partitief aanspeelbaars aanspeelbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

aanspeelbaar

  1. (in balsporten) vrijstaand zodat de bal naar die speler gespeeld kan worden zonder dat de tegenpartij de bal onderschept
    • In de details verwijst De Boer vaak naar situaties en spelers in de Europese top, vertelt De Jong. „Neem Cristiano Ronaldo, die sprint recht op zijn tegenstander af en verandert dan ineens van looprichting. Dan is hij aanspeelbaar. Daar bedenken onze trainers dan een oefening op, zodat wij ons eigen kunnen maken wat je ziet in die topwedstrijden.”[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bart Hinke NRC 4 mei 2013