aanruisen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aanruisen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• aan·rui·sen

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  aan bw  en  ruisen ww 

Werkwoord

aanruisen

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
aanruisen	ruiste aan	aangeruist
zwak -t	volledig

1. ruisend naderen
2. naar iemand blazen

Gangbaarheid

• Het woord 'aanruisen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanruisen" herkend door:

37 %	van de Nederlanders;
50 %	van de Vlamingen.