schokken: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 6: Regel 6:
*schok·ken
*schok·ken
{{-etym-}}
{{-etym-}}
* In de betekenis van ‘stoten, schudden’ voor het eerst aangetroffen in 1562 {{sijs}}
{{-verb-|nld}}
{{-verb-|nld}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''
Regel 19: Regel 20:
{{crr13|N=100|V=100}}
{{crr13|N=100|V=100}}
{{-info-}}
{{-info-}}
{{refs}}

Huidige versie van 13 jun 2018 om 14:21

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schok·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stoten, schudden’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]

Werkwoord

schokken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schokken
schokte
geschokt
zwak -t volledig
  1. heftig bewegen
    • De auto schokte hevig op weg met gaten. 
  2. heftig emotioneel geraakt worden
    • Het nieuws over de vermoorde president schokte iedereen. 

Zelfstandig naamwoord

de schokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schok

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen