spits: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k standaardisatie |
k r2.7.1) (Robot: toegevoegd: de:spits |
||
Regel 40: | Regel 40: | ||
[[ar:spits]] |
[[ar:spits]] |
||
[[de:spits]] |
|||
[[en:spits]] |
[[en:spits]] |
||
[[fr:spits]] |
[[fr:spits]] |
Versie van 19 dec 2011 06:52
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spits
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spits | spitsen |
verkleinwoord | spitsje | spitsjes |
Zelfstandig naamwoord
- drukte in het verkeer op bepaalde tijdstippen
- Hij ging in de spits naar zijn werk.
- (sport) een voetballer die voor in het veld staat
- Van de aanvallers is de spits meestal diegene die de meeste doelpunten maakt.
- kleine, oorspronkelijke soort honden
- klein vrachtschip
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spits | spitser | spitst |
verbogen | spitse | spitsere | spitste |
Bijvoeglijk naamwoord
spits
- in een punt uitkomend
- Hij kreeg de spitse pijl in zijn been.
- scherpzinnig.
- Ze gaf hem weer zo'n spits antwoord.
Vertalingen
scherpzinnig