Frans-Zwitsers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Frans-Zwit·sers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Frans-Zwitsers -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het Frans-Zwitserso

  1. (taal) een romaanse taal die in Zwitserland gesproken wordt
    • In ons land worden meteotsunami's 'seiches' genoemd (dialectisch Zwitsers-Frans voor golven in het Meer van Genève). De vloedgolven komen voor in de havens van IJmuiden en Rotterdam. In laatstgenoemde haven zijn er gemiddeld acht keer per jaar seiches van meer dan 25 cm hoog, vooral tussen augustus en maart. De golven hebben een duur van 10 minuten tot zo'n 2 uur en een golflengte van enkele tientallen kilometers. [1] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Frans-Zwitsers Frans-Zwitserser Frans-Zwitserst
verbogen Frans-Zwitserse Frans-Zwitsersere Frans-Zwitserste
partitief Frans-Zwitsers Frans-Zwitsersers -

Bijvoeglijk naamwoord

Frans-Zwitsers

  1. betrekking hebbend op iets dat zowel Frans als Zwitsers is
    • In een wijk in het noordoosten van Parijs zijn vanochtend zes flessen brandstof en een eenvoudig ontstekingsmechanisme aangetroffen onder enkele vrachtwagens. Het zou gaan om cementwagens van Lafarge, een Frans-Zwitsers bedrijf dat bouwmaterialen maakt. [2] 
    • Een Frans-Zwitserse hulpverlener is zaterdag ontvoerd in het Malinese Gao. Dat bevestigde een woordvoerder van het ministerie van Veiligheid. [3] 

Gangbaarheid


Verwijzingen