zolderverdieping

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zolderverdieping
Uitspraak
Woordafbreking
  • zol·der·ver·die·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zolderverdieping zolderverdiepingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zolderverdiepingv

  1. (bouwkunde) deel van een gebouw dat direct onder het dak ligt
     Een kind dat op de zolder lag te slapen, ontdekte de brand en alarmeerde zijn moeder. Vanwege de sterke rookontwikkeling zijn beiden ter observatie meegenomen naar het ziekenhuis. Volgens een woordvoerder van de brandweer bleef de schade van de brand beperkt tot de zolderverdieping en was het vuur snel onder controle.[2]
     Een paar jaar geleden trok hij op de zolderverdieping boven De Duitse Keizer in.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Brand op zolder Enschedese woning, moeder en kind ademen rook in” (04-05-2019), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Drama Duitsland: Adrian S. (26) doodde ouders, oom, tante, halfzus en halfbroer op dag van bijzetten urn oma” (25-01-2020), Tubantia