werkweg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkweg | werkwegen |
verkleinwoord | werkwegje | werkwegjes |
Zelfstandig naamwoord
de werkweg m
- (tijdelijke) weg speciaal voor werkverkeer
- ▸ Een 17-jarige jongen uit Strijensas is dinsdag gewond geraakt bij een verkeersongeval op de Boomdijk. De jongen reed op zijn bromfiets in de richting van de Meeuwenoordseweg en wilde voor het HSL-viaduct naar links een doodlopende werkweg inslaan. Een achterop komende automobilist kon niet meer tijdig afremmen waardoor de botsing een feit was en de bromfietser ten val kwam.[2]
- ▸ Het zuidelijke deel van de Kaaiweg krijgt alleen vluchthavens. Verder wordt de buitendijkse werkweg, die aangelegd wordt tussen de uitlaat en de inlaat voor koelwater van de kerncentrale, opengesteld voor fietsers.[3]
Vertalingen
1. (tijdelijke) weg speciaal voor werkverkeer
Gangbaarheid
- Het woord 'werkweg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkweg" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Politie.nl“Aanrijding met letsel” (08-10-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Wegen rond Borssele op de schop” (04-12-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be