vijandschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vij·and·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vijandschap vijandschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vijandschapv

  1. een toestand van op voet van oorlog zijn, een toestand waarin men elkaar als tegenstander ziet
    • De vijandschap tussen Joden en Palestijnse Arabieren duurt al vele jaren. 
    • Van de vijandschap die de Roodhoofden eerst getoond hadden was niets meer over. Integendeel. [1] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 87
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be