vijandigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vij·an·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vijandigheid vijandigheden
verkleinwoord vijandigheidje vijandigheidjes

Zelfstandig naamwoord

de vijandigheidv

  1. het vijandig zijn
    • De vijandigheid tussen de twee groepen nam toe. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be