uitwassen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·was·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwassen
waste uit
uitgewassen
zwak -t

gemengd

volledig

Werkwoord

uitwassen [1]

  1. overgankelijk door wassen verwijderen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwassen
wies uit
uitgewassen
klasse 7 volledig

Werkwoord

uitwassen [2]

  1. (plantkunde) groeiend te voorschijn komen, naar buiten of uit iets groeien, zich ontwikkelen

Zelfstandig naamwoord

de uitwassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitwas

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen