taxeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taxe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
taxeren
taxeerde
getaxeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

taxeren [3]

  1. overgankelijk schatten, de waarde bepalen.
    • Bij het taxeren werd de waarde van het huis bepaald. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen