stanser

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stan·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stanser stansers
verkleinwoord stansertje stansertjes

Zelfstandig naamwoord

de stanserm

  1. (beroep) iemand die stanst

Gangbaarheid


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • stan·ser
Naar frequentie 4231

Werkwoord

stanser

  1. tegenwoordige tijd van stanse

Zelfstandig naamwoord

stanser

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van stanse


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • stan·ser

Zelfstandig naamwoord

stanser

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van stanse