sierlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sier·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sierlijk sierlijker sierlijkst
verbogen sierlijke sierlijkere sierlijkste
partitief sierlijks sierlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

sierlijk

  1. met gratie
    • De duiker maakte een sierlijke sprong . 


Bijwoord

sierlijk

  1. met gratie
     Blijkbaar werkte mijn actie wel, dus ik schopte nogmaals wat zand waardoor de ratelslang sierlijk de struiken ingleed.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. sierlijk op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be