ringvinger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ring·vin·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ringvinger ringvingers
verkleinwoord ringvingertje ringvingertjes

Zelfstandig naamwoord

de ringvingerm

  1. (anatomie) vierde vinger, gelegen tussen de pink en de middelvinger, waaraan normaliter ringen worden gedragen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be