reisagent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·agent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reisagent reisagenten
verkleinwoord reisagentje reisagentjes

Zelfstandig naamwoord

de reisagentm

  1. (beroep) persoon die bij een reisbureau werkt
     In 2004 staat hij op het punt om een opleiding tot reisagent te gaan volgen, maar hij is ook depressief.[1]
  2. (bedrijf) onderneming waar mensen die een reis willen maken transport en overnachtingen kunnen boeken
     De consument kan worden misleid door vergelijkingswebsites die vooringenomen zijn in hun beoordelingen, of ondoorzichtige prijzen hanteren. De ondernemingen in kwestie moeten zich, net als een reisagent, houden aan de Europese consumentenregelgeving.[2]
  3. tussenpersoon voor mensensmokkelaars
     Mirwais’ vader houdt hem vijf dagen binnen. De vijfde nacht, rond twee uur, komt er een taxi. Zijn ‘reisagent’ stelt zich voor als Matin. Hij gaat je naar een veilige plek brengen, zegt zijn vader. Mirwais weet niet dat zijn eindbestemming Europa is.[3]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 juni 2020 Weblink bron
    Diederik Huffels
    “Zes onwaarschijnlijke minuten in het zwart-rood van AC Milan” (27 mei 2019) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 juni 2020 Weblink bron
    Věra Jourová geciteerd door Christiaan Paauwe
    “Europese Commissie pakt misleiding reiswebsites aan” (7 april 2017) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 3 juni 2020 Weblink bron
    Peter Zantingh
    “Wonen in een land waar je alle straten kent” (4 december 2019) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be