pasbout
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pas·bout
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van passen ww en bout zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pasbout | pasbouten |
verkleinwoord | pasboutje | pasboutjes |
Zelfstandig naamwoord
de pasbout m
- schroef waarmee men iets precies kan instellen of aanpassen
Vertalingen
1. schroef waarmee men iets precies kan instellen of aanpassen
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pasbout" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be