pace

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pace
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pacen

pace

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacen
    • Ik pace. 
  2. gebiedende wijs van pacen
    • Pace! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacen
    • Pace je? 
  4. aanvoegende wijs van pacen

Gangbaarheid


Engels

enkelvoud meervoud
pace paces

Zelfstandig naamwoord

pace

  1. pas, stap
Synoniemen


Interlingua

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

pace

  1. vrede

Meer informatie


Italiaans

enkelvoud meervoud
pace paci

Zelfstandig naamwoord

pace v

  1. vrede, rust, kalmte

Meer informatie


Roemeens

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

pace

  1. vrede

Meer informatie


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
pacer

pace

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pacer
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pacer