ort

Uit WikiWoordenboek

Iers

Voorzetselvorm

ort

  1. vorm van ar voor de tweede persoon enkelvoud
    «Ort.»
    Op jou.


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ort
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Middelnederduitse woord  Ort zn 
Naar frequentie 29061
[A]: m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ort     m: orten
v: orta  
  orter     ortene  
genitief   orts     m: ortens
v: ortas  
  orters     ortenes  

Zelfstandig naamwoord

A: ort, m / v

  1. (eenheid), (historisch) oude Noorse gewichtseenheid (1 ort = 0, 97 g)
  2. (eenheid), (historisch) oude Noorse munteenheid (1 ort = 24 skilling)
[B]: m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ort     orten     orter     ortene  
genitief   orts     ortens     orters     ortenes  

Zelfstandig naamwoord

[B]: ort, m

  1. (mijnbouw) een ondergrondse mijngang
Synoniemen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ort
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Middelnederduitse woord  Ort zn 
[A]: v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ort     orta     orter     ortene  

Zelfstandig naamwoord

[A]: ort, v

Zelfstandig naamwoord

  1. (eenheid), (historisch) oude Noorse gewichtseenheid (1 ort = 0, 97 g)
  2. (eenheid), (historisch) oude Noorse munteenheid (1 ort = 24 skilling)
[B]: m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ort     orten     ortar     ortane  

Zelfstandig naamwoord

[B]: ort, m

  1. (mijnbouw) mijngang
Synoniemen