ochtendspits

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

ochtendspits op het station
Uitspraak
Woordafbreking
  • och·tend·spits
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtendspits ochtendspitsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ochtendspitsv / m

  1. (verkeer) verkeersdrukte in de ochtend tussen 7 uur en 9 uur 's-morgens
    • In Tokio heeft een pendelaar een halfuur gefilmd hoe duizenden mensen door een van de drukste stations van het land passeren. De hypnotiserende timelapse toont hoe druk de ochtendspits op een normale dinsdagmorgen er wel niet is. [1] 
     Op Utrecht Centraal is het ongewoon rustig tijdens de ochtendspits deze vrijdag. Veel mensen geven gehoor aan de oproep zoveel mogelijk thuis te blijven vanwege het coronavirus, maar niet iedereen. Wie zijn de mensen die toch op pad gaan en waarom?[2]
  2. (figuurlijk) de drukte in een gezin in de vroege ochtend
    • Liesbeth en Mart zijn zo langzamerhand redelijk tevreden over hun “ochtendspits”. Mart heeft een andere baan gezocht met meer “flexibiliteit aan de randen van de dag”. Vóór die tijd kwam een groot deel van de kinderopvang 's ochtends op Liesbeth neer, die geen flexibele begintijden heeft. Bovendien hadden Mart en Liesbeth toen nog geen oppas en moest Jente 's ochtends naar de crèche worden gebracht. Dat leidde tot stress. De avondspits vinden Mart en Liesbeth tegenwoordig vaak nog hectischer dan de ochtendspits. Wanneer ze moe van hun werk thuis komen, moeten ze direct eten koken, met de kinderen spelen, hen in bad en in bed stoppen. [3] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Standaard 03/08/2017 door avh
  2. Bronlink Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
  3. NRC Welmoed Visser 26 maart 1998
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be