menner

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • men·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord menner menners
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de mennerm

  1. (beroep) iemand die ment, een koetsier
Hyponiemen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Nynorsk

Zelfstandig naamwoord

menner

  1. verouderde spelling of vorm van menn tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief meervoud van mann, m