maalstroom
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maalstroom (hulp, bestand)
Woordafbreking
- maal·stroom
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ronddraaiende stroming’ voor het eerst aangetroffen in 1595 [1]
- samenstelling van maal ww en stroom [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maalstroom | maalstromen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de maalstroom m
- een draaiende stroom
- drukke onrustige en daardoor misschien ook gevaarlijke en angstaanjagende zaken
- Wij leven in een welvarend en aantrekkelijk land, ook in vergelijking met andere landen, en beschikken over goede voorzieningen, een goede infrastructuur en een sterke rechtsstaat. We hebben heel veel om trots op te zijn en op verder te bouwen. Tegelijkertijd zijn in de maalstroom van alledag onrust en onbehagen kenmerken van deze tijd. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord maalstroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maalstroom" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "maalstroom" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ maalstroom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Troonrede 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be