krasheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kras·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krasheid | krasheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de krasheid v
- het flink, gezond en sterk zijn van oudere mensen
- Shochi, die donderdag 106 werd, is emeritus hoogleraar aan de universiteit van Fukuoka. Vanaf zijn 99e pakte hij regelmatig de trein of metro om lezingen te geven over onderwijs en gezondheid van kinderen in den vreemde. Zelf is hij niet onder de indruk van zijn krasheid. 'Ik heb in mijn hele leven nog nooit gezegd dat ik moe ben.' [2]
- Naarden blijkt zelf ook een beetje geschrokken te zijn van eigen krasheid, want hij laat erop volgen: “Zulk fin de siècle-pessimisme is natuurlijk overdreven en eenzijdig. Het belangrijkste voortbrengsel van het Westen in de 20ste eeuw, de welvaartsstaat, weet zich in afgeslankte vorm te handhaven.” Als dat het enige is! Bovendien: hoeveel heeft die verzorgingsstaat te danken aan de noodzaak het communisme, dat in de jaren '40 en '50 sterk gevreesd werd, de wind uit de zeilen te nemen? [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'krasheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krasheid" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 17-08-12 Japanner (106) reist wereld rond per openbaar vervoer
- ↑ NRC J.L. Heldring 14 november 1997 Een mislukte eeuw?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be