kopiëren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·pië·ren, ko·pi·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kopiëren
/kopij'ɪːrə(n)/
kopieerde
/kopij'ɪːrdə/
gekopieerd
/ɣəkopij'ɪːrt/
zwak -d volledig

Werkwoord

kopiëren

  1. overgankelijk een duplicaat maken van
  2. overgankelijk imiteren
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be