kil

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kil killen
verkleinwoord killetje killetjes

Zelfstandig naamwoord

kil m/v

  1. kreek, smal en diep riviertje, door stromend water diep uitgesleten geul van een rivier of tussen wadden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kil killer kilst
verbogen kille killere kilste
partitief kils killers -

Bijvoeglijk naamwoord

kil

  1. een koud gevoel gevend
  2. zonder het tonen van emoties
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
killen

kil

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van killen
    • Ik kil. 
  2. gebiedende wijs van killen
    • Kil! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van killen
    • Kil je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen