heffer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hef·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heffer heffers
verkleinwoord heffertje heffertjes

Zelfstandig naamwoord

de hefferm

  1. apparaat waarmee je iets omhoog kunt brengen
    • Hij ontwierp een transparante duikershelm om onder water onbelemmerd om je heen te kunnen kijken, wilde tegen muren lopen met magnetische schoenen en met zijn ‘Heffer’ op een schijf boven een tafel zweven. [2] 
  2. lift
    • Dat leidt er toe dat af en toe op verschillende niveaus mensen de lift uit moeten én er snel weer in voordat de deur zich automatisch sluit en het vooraf ingetoetste hoog-laag parcours vervolgt. Vooral tijdens de spits, de lunch, kan het druk zijn in de electronisch aangestuurde heffer. Een stief kwartiertje ben je zo onderweg.Brandalarm [3] 
  3. iemand die te vaak het glas heft
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Lex Veldhoen 21 augustus 2013 Het huis van de moderne Leonardo
  3. De Telegraaf 25 sep. 2015 Pollepels
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be