handig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen handig handiger handigst
verbogen handige handigere handigste
partitief handigs handigers -

Bijvoeglijk naamwoord

handig

  1. goed met de handen om kunnen gaan
    • Mijn handige buurman had de schutting snel geplaatst. 
     Want ieder jaar gaat er een nieuw Pietje mee, klein genoeg om door de schoorstenen te roetsjen en handig in klauteren en springen.[2]
  2. op een makkelijke manier nuttig of behulpzaam
    • Ik zal dat handige trucje zeker onthouden! 
    • Om 2 uur? Dat kan, maar voor mij zou 4 uur handiger zijn. 
     Guthook is een interactieve kaart van de PCT die via gps precies aangeeft waar je je bevindt. Deze app was voor mij in vele opzichten een reddingslijn en ik raadpleegde hem meerdere malen per dag om te zien waar ik me bevond. Erg handig als ik verdwaald was.[3]
Vaste voorzetsels
  • handig zijn in
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. handig op website: Etymologiebank.nl
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 11
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be