grunnitus

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /grʊn.ˈniː.tʊs/
Woordafbreking
  • grun·ni·tus
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

grŭnnītus m

  1. geknor (van zwijnen)
Verbuiging