groepstherapeut
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groeps·the·ra·peut
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groepstherapeut | groepstherapeuten |
verkleinwoord | groepstherapeutje | groepstherapeutjes |
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de groepstherapeut m
- (beroep) (medisch) iemand die patiënten behandelt in groepsverband
- ▸ Ik bleef omdat de groepstherapeut op mijn tweede dag zei dat ik het beeld dat mijn dochter zich voor me schaamde uit mijn hoofd moest zien te krijgen.[1]
- ▸ De rasechte Amsterdammer baalt er overduidelijk van; hij praat schor en de tranen staan hem in de ogen. De groepstherapeut probeert hem op te beuren. “Dit is een waarschuwing, jongen. Je was een beetje ingeslapen, maar het is en blijft een verslaving. Je hebt een chronische ziekte. Je kunt het onder controle houden, maar het zal nooit helemaal verdwijnen.”[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'groepstherapeut' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Taylor Jenkins Reid“Daisy Jones & the Six” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026349249
- ↑ Weblink bron “‘Help, ik ben verslaafd’” (15/07/2010), HP de Tijd