gifbeker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gif·be·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gifbeker gifbekers
verkleinwoord gifbekertje gifbekertjes

Zelfstandig naamwoord

de gifbekerm

  1. (juridisch) (geschiedenis) beker met vergif die moet worden leeggedronken als vorm van doodstraf
    • Vroeger kwamen zij er slechter of : als profeten wachtte hun steeniging, als godsdiensthervormers kruis en mutsaard, als denkers gevangenis en gifbeker, tenzij zij tijdig terugriepen en zwoeren, dat zij ongelijk en de praktische lieden alleen de waarheid hadden.[2] 
Uitdrukkingen en gezegden
  • de gifbeker ledigen
iets vervelends tot het einde toe moeten verdragen
• Ik heb er veel respect voor dat hij eerst het debat met de Kamer is aangegaan en te willen aangeven dat de aantijgingen onjuist zijn en vervolgens toch zijn conclusies trekt. Ik had de hoop zeven maanden geleden dat die gifbeker nu een keer leeg was, maar er zaten nog een paar druppels in. Dit dossier ben ik echt helemaal klaar mee." [3] 
• Afgelopen zondag moest de Feyenoord-supporter nog een laatste druppel uit de gifbeker drinken.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Vosmaer, C.
    Vogels van diverse Pluimage 1892
  3. NRC P. van den Dool 4 maart 2017
  4. Volkskrant M. Te Stroet arts in de psychiatrie en Feyenoord-supporter 12 mei 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be