gangpad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gang·pad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gangpad gangpaden
verkleinwoord gangpaadje gangpaadjes

Zelfstandig naamwoord

het gangpado

  1. een pad voor wandelaars, voetpad
  2. een pad tussen rijen stoelen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be