declarant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cla·rant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord declarant declaranten
verkleinwoord declarantje declarantjes

Zelfstandig naamwoord

de declarantm

  1. iemand die iets declareert
  2. iemand die iets verklaart
  3. (beroep) , iemand die de in- en uitklaring verzorgt
  4. (juridisch) rekenplichtige
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
declarant declarants

Zelfstandig naamwoord

declarant

  1. declarant, iemand die iets declareert
  2. iemand die iets aangeeft bij de douane