conflict

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·flict
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onenigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord conflict conflicten
verkleinwoord conflictje conflictjes

Zelfstandig naamwoord

het conflicto

  1. meningsverschil, botsing tussen partijen die onverzoenlijke doelstellingen nastreven
  2. onverenigbaarheid (vgl. bewerkingsconflict)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
conflict conflicts

Zelfstandig naamwoord

conflict

  1. conflict, geschil, twist
    «A serious conflict
    Een ernstig conflict.
  2. onverenigbaarheid