coepere

Uit WikiWoordenboek

Latijn

stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
coepere coepĭō coepī coeptum
vijfde vervoeging volledig

Werkwoord

coepĕre (preklassiek), coepisse (klassiek)

  1. inergatief: beginnen, aanvangen;
  2. overgankelijk : een begin maken met, beginnen, ondernemen

Verwijzingen

  • s.v. coepio, in
    J.B. Kan - H.P. Schröder
    (ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 97.