capuchon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een trui met een capuchon
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·pu·chon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoofdkap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord capuchon capuchons
verkleinwoord capuchonnetje capuchonnetjes

Zelfstandig naamwoord

de capuchonm

  1. (hoofddeksel), (kleding) hoofdkap bevestigd aan een kledingstuk
    • Veel kledingstukken hebben een capuchon, maar bijna niemand zet er ooit een op. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen