buitenhuis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: buitenhuis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bui·ten·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buiten en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenhuis | buitenhuizen |
verkleinwoord | buitenhuisje | buitenhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het buitenhuis o
- een huis buiten de stad, meestal als tweede huis voor een welvarende stadsbewoner
- Langs de Hollandse Vecht staan prachtige 17de-eeuwse buitenhuizen.
Synoniemen
Vertalingen
1. een tweede woning in een landelijke of natuurrijke omgeving
Gangbaarheid
- Het woord buitenhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitenhuis" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be