bravo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bra·vo
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: goed!’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1]

Tussenwerpsel

bravo

  1. een uitroep van bewondering of goedkeuring
    • Die hippe bonen gaan ons dus helpen bij de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitconsumptie, zoals dat tegenwoordig heet. Bravo voor de boon. Maar toch, puur uit culinair oogpunt gezien is het wel een beetje zonde om peulvruchten eenzijdig te framen als vleesvervanger. Ze zijn namelijk ook zo verdraaid lekker mét vlees.[2] 
enkelvoud meervoud
naamwoord bravo bravo's
verkleinwoord bravootje bravootjes

Zelfstandig naamwoord

bravo

  1. (spellingsalfabet) spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter b
  2. een Italiaanse sluipmoordenaar
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

  enkelvoud meervoud
mannelijk bravo bravos
vrouwelijk brava bravas

Bijvoeglijk naamwoord

bravo

  1. moedig, dapper
  2. woest, wild, ruig
    «Costa brava
    Ruige kust.
  3. stormachtig
  4. ruig, onbegaanbaar
  5. opvliegend, driftig
  6. geweldig, schitterend


Turks

Woordafbreking
  • bra·vo

Tussenwerpsel

bravo

  1. bravo!, goed zo!
Synoniemen