botontkalking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bij osteoporose neemt de hoeveelheid kalk in het botweefsel af
Uitspraak
Woordafbreking
  • bot·ont·kal·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord botontkalking botontkalkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de botontkalkingv

  1. verlies van kalk uit de botten vooral optredend bij vrouwen na de overgang
    • Dick Schoot, mijn mede-auteur, en dus gynaecoloog van beroep, had intussen een lange lijst gemaakt van de overgangsklachten, los van de opvliegers, waarmee vrouwen kunnen kampen: jeuk, een branderige vagina, een verzakkende blaas, botontkalking, minder zin in seks, enzovoort. En dat woord ‘enzovoort’ was in dit geval geen loos woord, maar echt ‘enzovoort’, waarbij ook ‘zwaarmoedigheid’ hoort als gevolg van een veranderende hormoonhuishouding.[1] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Wim Daniëls 29 april 2017