aprilnacht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aprilnacht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- april·nacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van april zn en nacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aprilnacht | aprilnachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de aprilnacht m
- een van de nachten in de maand april
- ▸ In het hele land moesten automobilisten vanochtend krabben. Fruittelers probeerden net als gisternacht de bloesem te beschermen door te sproeien of zetten warmtekanonnen in. Volgens 1Limburg was het in Limburg de koudste aprilnacht in 14 jaar. Gevreesd wordt dat de nachtvorst fruittelers mogelijk miljoenen euro's kost door schade aan de bloesem. Dat wordt later op de dag duidelijk als de schade wordt bekeken.[1]
- ▸ Met -6,3 graden op meetpunt Deelen (Gelderland) is het de koudste 3-aprilnacht ooit gemeten, zo meldt Weerplaza. In Enschede is een temperatuur van -6 graden gemeten.[2]
Verwante begrippen
- januarinacht, februarinacht, maartnacht, meinacht, juninacht, julinacht, augustusnacht, septembernacht, oktobernacht, novembernacht, decembernacht
Hyperoniemen
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord aprilnacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “-9,2 aan de grond in de Achterhoek: fruittelers vrezen het ergste” (Donderdag 20 april 2017), NOS
- ↑ Weblink bron “Niet eerder zo’n koude nacht op 3 april: -6,3 graden in Deelen, ook in Enschede matige vorst” (03-04-2022), Tubantia