oktobernacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ok·to·ber·nacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oktobernacht oktobernachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oktobernachtm

  1. een van de nachten in de maand oktober
     De oud-voetballer heeft in een koude oktobernacht vorig jaar ingebroken in het Rijnstate Ziekenhuis in Zevenaar, op zoek naar soep en water. Hij was op dat moment dronken. Vervolgens probeerde hij in te breken in diverse woningen in de buurt. Gealarmeerde agenten hebben de oud-prof aangehouden. Sindsdien zat hij in voorarrest.[2]
     De bijzondere en koude muzikale oktobernacht begint zaterdag om 21.00 uur. Eén voor één druppelen de bezoekers binnen.[3]
Verwante begrippen
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2022 Weblink bron
    Niek Opten
    “Oud-voetballer FC Den Bosch brak dronken in bij ziekenhuis” (23-02-2018), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2022 Weblink bron
    René Vorderman
    “Cathedral Mobile laat Lebuinuskerk zingen: ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien’” (28-10-2018), Tubantia