oktobernacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ok·to·ber·nacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oktobernacht | oktobernachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de oktobernacht m
- een van de nachten in de maand oktober
- ▸ De oud-voetballer heeft in een koude oktobernacht vorig jaar ingebroken in het Rijnstate Ziekenhuis in Zevenaar, op zoek naar soep en water. Hij was op dat moment dronken. Vervolgens probeerde hij in te breken in diverse woningen in de buurt. Gealarmeerde agenten hebben de oud-prof aangehouden. Sindsdien zat hij in voorarrest.[2]
- ▸ De bijzondere en koude muzikale oktobernacht begint zaterdag om 21.00 uur. Eén voor één druppelen de bezoekers binnen.[3]
Verwante begrippen
- januarinacht, februarinacht, maartnacht, aprilnacht, meinacht, juninacht, julinacht, augustusnacht, septembernacht, novembernacht, decembernacht
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord oktobernacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Niek Opten“Oud-voetballer FC Den Bosch brak dronken in bij ziekenhuis” (23-02-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron René Vorderman“Cathedral Mobile laat Lebuinuskerk zingen: ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien’” (28-10-2018), Tubantia