decembernacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·cem·ber·nacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van december zn en nacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | decembernacht | decembernachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de decembernacht m
- een van de nachten in de maand december
- ▸ Sinterklaas en zijn Pieten hebben een zware Pakjesavond voor de boeg. Naar verwachting wordt het de koudste 5 decembernacht sinds 1995. De gemiddelde temperatuur in De Bilt komt vandaag niet boven het vriespunt, meldt Weerplaza.[1]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Synoniemen
- januarinacht, februarinacht, maartnacht, aprilnacht, meinacht, juninacht, julinacht, augustusnacht, septembernacht, oktobernacht, novembernacht
Gangbaarheid
- Het woord decembernacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Zal de goede Sint wel komen? Koudste Pakjesavond in twintig jaar” (Maandag 5 december 2016), NOS