allonge

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·lon·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord allonge allonges
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

allonge v / m [2] [3]

  1. verlengstuk, verlenging
    1. (handel) verlengstuk aan een wissel
    2. blad in een boek dat kan worden uitgevouwen
    3. (scheikunde) verbinding tussen koeler en verzamelvat bij distillatie
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Werkwoord

vervoeging van
allonger

allonge

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van allonger
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van allonger
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van allonger