afwinnen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·win·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en winnen ww
Werkwoord
afwinnen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afwinnen |
won af |
afgewonnen |
klasse 3 | volledig |
- (van steden en streken) veroveren op een vijand in een oorlog
- (sport) een prijs winnen ten koste van een tegenstander
- in een rechtszaak winnen van een tegenstander
Gangbaarheid
- Het woord 'afwinnen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwinnen" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 42 %
- Prevalentie Vlaanderen 58 %