afschilderen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·schil·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afschilderen
schilderde af
afgeschilderd
zwak -d volledig

Werkwoord

afschilderen

  1. overgankelijk een meestal niet geheel terechte weergave van iets of iemand geven, waardoor de schrijver of spreker vooral aangeeft wat hij zelf vindt van de beschreven persoon
    • Hij werd daarin afgeschilderd als een louche figuur. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be