schilderde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schil·der·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afschilderen

schilderde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afschilderen
    • Ik schilderde af. 
    • Jij schilderde af. 
    • Hij, zij, het schilderde af. 


Gangbaarheid