afgepeigerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·pei·gerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afgepeigerd afgepeigerder afgepeigerdst
verbogen afgepeigerde afgepeigerdere afgepeigerdste
partitief afgepeigerds afgepeigerders -

Bijvoeglijk naamwoord

afgepeigerd

  1. (informeel) uitgeput, afgemat, dodelijk vermoeid
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van: afpeigeren…
verbogen vorm: afgepeigerde

afgepeigerd

  1. voltooid deelwoord van afpeigeren

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen