aanvalsfout
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvalsfout (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·vals·fout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvalsfout | aanvalsfouten |
verkleinwoord | aanvalsfoutje | aanvalsfoutjes |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) foutieve aanval bij het handballen en andere sporten
- ▸ De eerste kans voor Nederland, maar een aanvalsfout van Broch. Tsjechië heeft de bal.[1]
Gangbaarheid
- Het woord aanvalsfout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Handbalsters Oranje spelen vrijdag tegen Noorwegen” (13 december 2017, 22:06), NOS