aanvalsfout

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·fout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalsfout aanvalsfouten
verkleinwoord aanvalsfoutje aanvalsfoutjes

Zelfstandig naamwoord

de aanvalsfoutv / m

  1. (sport) foutieve aanval bij het handballen en andere sporten
     De eerste kans voor Nederland, maar een aanvalsfout van Broch. Tsjechië heeft de bal.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 8 februari 2024 Weblink bron “Handbalsters Oranje spelen vrijdag tegen Noorwegen” (13 december 2017, 22:06), NOS