ходило
Uiterlijk
- хо·ди·ло
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ходило | ходила |
bepaalde vorm | ходилото | ходилата |
ходило o
- onderkant van de voet: zool
- onderkant van schoeisel of kous: zool
- de vlakke onderzijde van een schaaf, strijkijzer etc.: (gereedschap) zool
- Latijnse transcriptie: hodílo
ходило
- onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud perfectief aspect (aoristus) van ходя (hódja)
- Latijnse transcriptie: hodílo