zwelt
Uiterlijk
- zwelt
vervoeging van |
---|
zwellen |
zwelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwellen
- Jij zwelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwellen
- Hij zwelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwellen
- Zwelt!
- ▸ De tong zwelt tot het drievoudige volume en puilt uit de mond.[1]
- Het woord zwelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480