Naar inhoud springen

zwavelden uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwa·vel·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitzwavelen

zwavelden (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitzwavelen
    • Wij zwavelden uit. 
    • Jullie zwavelden uit. 
    • Zij zwavelden uit. 

Gangbaarheid