Naar inhoud springen

zoef

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 15 jan 2019 om 23:04 (Wijzigingen door 62.140.132.48 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door MarcoSwart)
  • zoef

zoef

  1. geeft het geluid aan van iets snel voorbijgaat
    • Zoef, zoef en weer was er een week voorbij! 
vervoeging van
zoeven

zoef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
    • Ik zoef. 
  2. gebiedende wijs van zoeven
    • Zoef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
    • Zoef je? 
79 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be